Foto’s bewerken doen we bijna allemaal. De ene keer om een overbelichte of nogal contrastarme opname van de ondergang te redden; de andere keer puur om een serie plaatjes op maat te maken voor een website of blog.
Beeldbewerking is vooral een kwestie van smaak. De een is gek op surrealistische filtereffecten, terwijl de ander het liever zo natuurlijk mogelijk houdt. Er is echter één ding waar alle experts het over eens zijn, en dat is dat je jouw bewerkingen altijd moet opslaan onder een andere naam! Anders overschrijf je de originelen met de bewerkingen. Wanneer je jouw foto’s van 12 megapixels hebt verkleind tot miniatuurformaat voor het web, is dat op z’n zachtst gezegd rampzalig. Zeker als je geen back-up hebt gemaakt, terwijl de bewuste geheugenkaart intussen opnieuw is geformatteerd.
Gevorderde fotografen werken graag met ‘digitale negatieven’: het zogenaamde raw-formaat. Dit biedt niet alleen meer mogelijkheden om achteraf de witbalans of de belichting aan te passen dan hapklare jpeg-plaatjes; met een programma als Adobe Lightroom kun je ook altijd op je schreden terug indien een bepaalde ingreep bij nader inzien niet bevalt. Met jpeg- of tiff-bestanden kan dat overigens eveneens, indien je in Photoshop (Elements) een aparte aanpassingslaag (‘Adjustment Layer’) gebruikt voor de bewerkingen en het geheel opslaat als psd-bestand. Via de laagdekking (‘Opacity’) kun je het effect van de aanpassingslaag finetunen.
Lees ook:Tip van de week: Photoshoppen met lagen III
Lees ook:Grijskaart | witkaart
Lees ook:Tip van de week: haal méér uit Camera Raw (2)
Lees ook:Tip van de week: winterlandschappen
Lees ook:Tip van de week: lagen
Ik zou een ieder die een expert in Photoshop wil worden de cursus Photoshop Onder De Knie wilen aanraden. Ik behaal tegenwoordig steeds mooiere resultaten met Photoshop en dit alles dankzij de cursus.
Een echte aanrader!!