Categorie: "Praktijk"

Nikon gaat door het stof met de D600

Uit diverse tests van de Nikon D600 komt naar voren dat de camera ongebruikelijk veel last van stof op de sensor heeft – ondanks de ingebouwde sensorreiniging. Uit een praktijktest van een gebruiker blijkt dat de sensor tijdens de eerste paar duizend opnames vuiltjes aantrekt, óók als er geen lenzen worden verwisseld.

Nikon heeft dit probleem nu erkend, en raadt – in nogal onbeholpen Nederlands, maar dat zal wel aan de vertaling liggen – kopers aan het stof eerst met een blaasbalgje te lijf te gaan indien de antistoffunctie geen soelaas biedt. Als dat ook niet afdoende blijkt, wordt geadviseerd op contact op te nemen met een Nikon-servicecenter.

Scherp of niet scherp – V

Geen scherpe foto zonder scherp objectief

Sommige fotografen zijn bij hun queeste naar scherpere foto’s zozeer gefixeerd op de camera – en met name het aantal megapixels – dat het objectief letterlijk en figuurlijk de sluitpost wordt. Laten we maar meteen heel duidelijk zijn: een moderne topspiegelreflex of systeemcamera maakt nooit z’n volle potentieel waar met de goedkoopste kitzoom erop. Dat kan echt héél veel uitmaken. Zozeer zelfs dat een ouder model camera met ‘slechts’ 16 megapixels plus een goed objectief per saldo een betere beeldkwaliteit geeft dan z’n opvolger met 24 megapixels maar een matig objectief. Vandaar dat ik me graag aansluit bij het wijze advies van m’n voorganger: staar je niet blind op nieuwe camera’s, maar investeer liever in goed glas. Daar heb je ook veel langer plezier van.

De eerste sneeuw

Wat voor de één het begin is van een horrorwinter, vormt voor de ander een mooie aanloop naar een witte kerst… In elk geval sneeuwde het behoorlijk vandaag. Gezien de diverse glibberpartijen die ik onderweg tegenkwam, moet je wel voorzichtig zijn als je de straat op gaat. O ja… vanavond en vannacht wordt het gemeen koud, en waarschijnlijk ook glad.

De oude wijsheid dat je bij sneeuw altijd wat moet overbelichten, geldt alleen maar als die sneeuw een flink stuk van het beeld inneemt. Om de langzaam smeltende sneeuw hier goed (dus mét structuur en níet uitgebeten wit) in beeld te krijgen, moest ik met die donkere scheepsromp zelfs wat onderbelichten. Hou je histogram in de gaten, en (zeker met dit sombere weer) ook je witbalans. Sneeuw die blauw uitslaat, oogt nog veel killer dan in werkelijkheid! Met de witbalans op ‘Bewolkt’ krijg je wat warmere kleuren.

 

Scherp of niet scherp – IV

Scherpte, resolutie en kijkafstand

Of een foto scherp of niet scherp is, hangt ook af van hoe je ‘m bekijkt. Met name op welk formaat en van welke afstand. Kijk maar eens naar bijgaande foto, waarbij was scherpgesteld op de plant op de voorgrond. Op miniformaat lijkt ook de achtergrond scherp. Maar dat is dus niet zo, blijkt wanneer je ‘m op groter formaat beoordeelt (uitsnede onderaan).

Veel beginnende fotografen verkijken zich nogal eens op de pure pixelaantallen waar het de scherpte en de vergrootbaarheid van hun foto’s betreft. Zo wordt voor topkwaliteit prints over het algemeen een drukresolutie van 300 pixels per inch (ppi) aangehouden. Als je even een snel rekensommetje maakt, zie je dat je zo geen A4’tje haalt met een wat oudere spiegelreflexcamera met ‘maar’ 6 megapixels. De bestanden daarvan meten immers afgerond 3000 bij 2000 pixels. Dan kom je dus op een grootste maat van 10 inch (3000/300) uit, iets meer dan 25 centimeter.

Maar dat is niet het hele verhaal. Want hoe groter de foto, hoe groter de afstand waarvan je ernaar kijkt. Dus kun je bij een flinke vergroting best met een wat lagere resolutie toe. Voor de scherpte-indruk maakt dat niet zoveel uit. Voor webgebruik is het al helemaal niet relevant of je camera nu 6 of 36 megapixels ophoest: de foto’s moeten sowieso sterk verkleind worden.

Storm en wind

Met de voor vandaag voorspelde storm viel het hier in Leiden tot nu toe erg mee, maar elders schijnt het flink te hebben gespookt. Hoe fotografeer je de wind? Beweging laat zich lastig in een stilstaand beeld vangen – dat geldt zowel voor langsscheurende racewagens als voor takken die heen en weer zwiepen in een strakke bries. Om bijvoorbeeld opdwarrelende herfstbladeren vast te leggen, ben je misschien beter af met video. Denk bijvoorbeeld aan die prachtige scène in American Beauty. Anders kun je het beste de beweging weergeven met behulp van een wat langere sluitertijd, zodat wat beweegt ook ‘bewogen’ in beeld komt. Wanneer het erg helder is, kun je een grijsfilter gebruiken om het licht te dempen. Vergeet echter niet dat bij een wat langere sluitertijd ook je eigen bewegingen eerder van invloed zijn op de foto.

En anders kun je altijd nog de gevolgen van de storm fotograferen: een stukgewaaide paraplu in de goot, of de golven die met vernietigende kracht op de zeewering beuken. De foto hiernaast dateert alweer van een paar maanden terug, op een nazomerdag toen het óók hard waaide, maar niet zo hard als nu. Wie met deze wind en deze temperaturen op een surfplank de Noordzee trotseert, is levensmoe.

Scherp of niet scherp – III

Scherper beeld door filterloze sensor

Moderne digitale camera’s, met name spiegelreflexen en systeemcamera’s, maken soms scherpere plaatjes dan je lief is. Zoom maar eens op het computerscherm tot 100% in op de ogen of mond van een close-upportret… Toch zoeken camerafabrikanten steeds naar wegen om nog scherpere foto’s te produceren. Dat kan bijvoorbeeld door het verhogen van de sensorresolutie (al kan dat niet onbeperkt) of door het kunstmatig vergroten van de scherpte-indruk (wat op een gegeven moment contraproductief werkt).

Een andere manier, die de laatste tijd steeds vaker voorkomt, is het weglaten van het zogenaamde anti-alias of low-pass filter voor de beeldsensor. Dat filter zit er natuurlijk niet voor niets. Voor elk beeldpuntje (photosite of pixel) op de sensor zit een gekleurd filter: rood, groen of blauw. Om ervoor te zorgen dat elk beeldpuntje alle drie de kleuren weergeeft, moet er worden geïnterpoleerd met behulp van de beeldinformatie van de buurpixels. Onder bepaalde omstandigheden geeft dat ongewenste neveneffecten, zoals moiré. En om dat weer tegen te gaan, zit er zo’n anti-aliasfilter voor de sensor. Maar dat levert op zijn beurt weer een lichte mate van onscherpte op.

Verschillende camerafabrikanten proberen het nu zonder zo’n filter.

Scherp of niet scherp – II

Contrast

Of een foto scherp ís, wordt in de eerste plaats bepaald door de detailweergave – met andere woorden het scheidend vermogen. Of een foto scherp líjkt, hangt echter tot op grote hoogte af van een andere factor, namelijk het contrast.

Laten we nog eens onze foto van een krantenpagina onder de loep nemen. Helemaal links de originele foto op ware (pixel)grootte. Bij het stuk in het midden is het contrast flink verhoogd. Daardoor steken de zwarte letters duidelijker af tegen het vuilwit van het krantenpapier. Zodoende lijken ze scherper, ook al is aan de resolutie en de detailweergave als zodanig natuurlijk niets veranderd. Helemaal rechts is het beeld ook nog eens flink ‘verscherpt’ met een forse dot Onscherp masker in Photoshop. Ook dit komt in wezen neer op een extra verhoging van het contrast tussen de lichte en de donkere pixels. Maar je kunt zien dat niet alleen de letters nog scherper lijken, maar dat ook oneffenheden in het papier duidelijker zichtbaar zijn.

Scherp of niet scherp – I

Scheidend vermogen

Iedere fotograaf wil dat zijn of haar camera zo scherp mogelijke plaatjes levert – hoewel het soms fijn is (bijvoorbeeld bij portretfotografie) als het ook een tandje minder kan. Maar hoe bepaal je wat scherp is en wat niet?

Vanouds keken testers van objectieven en film vooral naar de weergave van kleine details: hoe kleiner, hoe beter. Dit staat bekend als scheidend of oplossend vermogen, en voor beeldsensoren geldt grosso modo hetzelfde verhaal. Nu kan een beeldsensor in beginsel geen details weergeven die kleiner zijn dan de elementen waaruit die chip is opgebouwd: de zogenaamde photosites – algemeen bekend als ‘pixels’. Daaruit zou je afleiden: hoe meer pixels de sensor bevat, hoe beter de detailweergave.

Het aantal megapixels alleen zegt niet alles. Boven een deelvergroting uit een opname van een krantenpagina met een spiegelreflex met 10 megapixels; onder uit eenzelfde opname met een compactcamera met een vergelijkbare sensorresolutie.

In principe is dat ook wel zo, maar in de praktijk ligt het toch wat genuanceerder. In de eerste plaats is de ene pixel de andere niet. Op een kleine beeldsensor, zoals die van een compactcamera, zitten de piepkleine beeldpuntjes heel dicht op elkaar gepropt. Hierdoor zal het signaal van één pixel dat van z’n buren gemakkelijk verstoren, en kan een toename van de sensorresolutie (het aantal megapixels dus) per saldo zelfs leiden tot een slechtere beeldkwaliteit.

Bovendien ben je er nog niet met de sensor alleen: het objectief blaast ook een partijtje mee. Je hebt niks aan een prachtige full-frame spiegelreflex met 24 of 36 megapixels als je daar een objectief op monteert dat de potentiële beeldkwaliteit niet kan waarmaken. Bij de topcamera’s van tegenwoordig is vaak niet de camera zelf, maar het objectief de bottleneck. Daarover een volgende keer meer.

PS tip van de week: wat is scherpte?

Blijkens het grote aantal hits op mijn vorige post is scherpte een onderwerp dat veel lezers bezighoudt. Achteraf bezien ben ik misschien te gemakkelijk over de vraag wát scherpte precies inhoudt in de fotografie heengestapt. In heel grote lijnen spelen twee factoren een sleutelrol. De eigenlijke beeldscherpte wordt bepaald door het vermogen om fijne details weer te geven. In de fotografie wordt dat vaak ‘scheidend vermogen’ genoemd. Uiteraard wordt dit voor een deel (maar niet uitsluitend) bepaald door de sensorresolutie – het aantal megapixels - van je camera.

Voor de uiteindelijk scherpte-indruk is een tweede factor echter minstens zo belangrijk, en dat is het contrast tussen al die fijne details. Dit staat ook wel bekend als ‘contourscherpte’. Binnenkort zal ik – zonder al te technisch te worden – wat dieper ingaan op deze materie, en vooral op hoe al die variabelen inwerken op elkaar. Een keten is immers nooit sterker dan de zwakste schakel.

Zoek de verschillen. Links een uitsnede uit de oorspronkelijke 16-megapixelfoto op plusminus 50%. Dit komt ruwweg overeen met een A3-vergroting die van dichtbij wordt bekeken. In het midden dezelfde uitsnede, maar nu gedownsampled naar 6 megapixel. Rechts de 6-megapixelversie met een flinke dosis verscherping in Photoshop (Onscherp masker).

Fotografische misverstanden – 3

“Groothoekperspectief” en “teleperspectief”

Met deze begrippen wordt in forumdiscussies en op fotoclubs geschermd om foto’s met een steil respectievelijk vlak perspectief aan te duiden. Een steil perspectief wil zeggen dat onderwerpen dichtbij relatief groot worden weergegeven vergeleken met onderwerpen veraf, terwijl bij een vlak perspectief de verhoudingen juist naar elkaar toe worden getrokken. Denk aan een lange weg met lantarenpalen, die aan de einder verdwijnt. Bij een steil perspectief is de voorste paal een stuk groter dan die daarachter, enzovoort. Bij een vlak perspectief neemt de grootte heel geleidelijk af.

Allemaal prima, maar ligt dat écht aan de lens die je gebruikt? Ja en nee. Niet aan de lens als zodanig. Dat er geen directe relatie bestaat tussen de brandpuntsafstand en het perspectief, kun je zien als je met je kitzoom of een vergelijkbaar objectief inzoomt. De beelduitsnede wordt krapper, maar het perspectief verandert niet.