Competitie in natuurfotografie niet goed voor natuur
Hardlopen, wielrennen, bobsleeën, schaken, schaatsen, motor- en autoracen: niemand zal willen bestrijden dat deze activiteiten zich uitstekend lenen voor een competitieve confrontatie. De één loopt immers harder dan de ander en dat kan iedereen waarnemen. En meten liefst, want de onderlinge verschillen bedragen intussen soms maar tienden van seconden.
In tal van andere activiteiten is er van competitie geen sprake. Een wedstrijd boekhouden? Een competitie voor een huis schilderen? De eigenaardigste competitie die ik ooit meemaakte was die van ‘het wereldkampioenschap houthakken’, ergens in het noorden van Finland. Mannen – wie anders – kregen een stukje berkenbos toegewezen, een bijl en twee uur tijd. Wie na die twee uur de grootste stapel kachelhout had – gestapeld, ontdaan van schors – was winnaar. Meetbaar, dus weer, maar eigenaardig ook. Een Finse traditie, zullen we maar zeggen. Bestaat er ook niet zoiets als varkens werpen, modderworstelen en keistenen werpen? Zal best.
Onzin
Fotografie leent zich veel minder, nee, leent zich misschien wel helemaal niet voor enige vorm van competitie. Zoals ook schilderkunst dat niet doet. Een wedstrijd tussen Rembrandt, Brueghel, Vermeer, Van Gogh en Ruysdael, zo dat tijdgenoten zouden zijn: ziet u dat voor zich? Of Bach, Beethoven, Mozart: welke is ‘de beste’ componist? Onzin natuurlijk.
Er zijn verschillende redenen waarom een uitingsvorm als fotografie zich niet voor een competitieve ‘krachtmeting’ leent. En zeker de natuurfotografie niet. Ik ga er hier enkele uiteen zetten.
1. De eerste ligt erg voor de hand en had u zelf ook al bedacht. Fotografie is in hoge mate een vorm van individuele expressie. Wat de één mooi vindt, vindt de ander helemaal niets. Een kwestie van smaak dus, in rond taalgebruik. En hoe kun je dat nu competitief tegen elkaar afwegen? Bestaat een jury uit drie leden die ‘tegenlicht’ mooi vinden en twee niet, dan zijn de ‘tegenbelichters’ dus in het voordeel. Maar of dat automatisch ook betere foto’s zijn…
2. Jury’s, maar ook tijdschriftuitgevers, zullen vrijwel altijd de voorkeur geven aan de meer extreme uitingen van (natuur)fotografie. Waardoor in de loop der tijd niet meer het gewone, maar alleen nog het ongewone in beeld komt. Niemand fotografeert meer een merel of een huismus, maar ‘we’ zitten met z’n allen in een schuiltent bij een zelf gestoken takje een ijsvogeltje te fotograferen, aangetrokken door een door ons hieronder geplaatste bak met visjes. Het ongewone wint het van het gewone, vooral toch omdat er competitie in het spel is.
3. De digitale (spiegelreflex)fotografie is nu – financieel – zo bereikbaar geworden, dat hele horden mensen zich hierop hobbymatig storten. Niets op tegen, maar de kwetsbare natuur kan daar niet overal even goed tegen. Als er ergens een bijzondere vogel opduikt (sneeuwuil), dan ontstaan er letterlijk files, geholpen door SMS, Twitter en weet ik wel niet wat voor communicatiemiddelen. Hele ritsen statieven met kijkers en telelenzen komen er tevoorschijn… ik vind het een idiote vertoning eerlijk gezegd. Want natuurbeleving is bij uitstek een individuele zaak, of hooguit iets voor een klein groepje gelijkgestemden.
4. De vrijetijdsfotograaf ziet de prof als zijn grote voorbeeld. Steeds meer vrijetijdsfotografen met geld en tijd hebben duurdere apparatuur dan de prof en hebben ook meer tijd en geld om verre reizen te maken. Met z’n allen staan we in Japan naar de ijsapen te kijken en trekken we door Botswana en Kenia voor weer een adembenemende ‘kill’. Drie, vier weken is niks, waar de prof vaak moet proberen in een week tijd zijn opdracht bij elkaar te schieten. Maar: de prof weet wat hij doet en is goed voorbereid.
5. Die prachtige beelden van de professional in bladen in binnen- en buitenland wil de vrijetijdsfotograaf ook maken. Naast de bladen zijn er de wedstrijden: de BBC, de Duitse competitie en nu dus ook de Natuurfotograaf van het Jaar in Nederland. De uitwassen die dat oplevert zijn ons intussen allemaal bekend. Bitterballen etende vossen zijn het meest trieste voorbeeld dat ik ken, maar ook vlinders in koelkasten vind ik geen fraai staaltje van natuurfotografie. De oorzaak: het willen maken van steeds extremere beelden. Competitie, bevorderd door het instellen van wedstrijden. En de bladen die de prijswinnaars maar al te graag publiceren. (Voor weinig, meestal.)
6. Intussen zijn er allerlei idiote regels in het leven geroepen om de natuurfotografie in goede banen te leiden. Geen nestfotografie, roept Birdpix. Maar we zien genoeg foto’s waarvan je op je klompen aanvoelt dat ze een meter naast het nest zijn gemaakt. Dat is dan toch onzin? Grasduinen vermeldt op z’n cover: 100% lokvrije jonge vossen in beeld. Dat moet er kennelijk bij staan om nog enigszins geloofwaardig over te komen.!
Hoger doel
Natuurfotografie moet een hoger doel dienen. Het beschermen van die natuur. Het vastleggen waar het fout gaat. Aangeven waar het goed gaat. Laten zien vooral hoe prachtig het is. En niet overal in de wereld, maar dichterbij huis. Want natuurliefhebber zijn en tegelijkertijd wel de hele wereld over vliegen laten zich steeds minder goed met elkaar rijmen. Is er geen prachtig bos op fietsafstand van je huis? Heb je daar alle vogels, reeën, padenstoelen en voorjaarsbloemen al vastgelegd? In Japan zijn voldoende fotografen om die sauna-apen daar vast te leggen. In Afrika zijn meer dan voldoende fotografen om de natuur daar in beeld te brengen. Dat bespaart heel wat energie, en dat is zó goed voor de natuur.
Natuurfotograaf Ruben Smit daarover, in het fotoblad Focus (maart 2009): “Ik ben niet geïnteresseerd in het fotograferen van bijvoorbeeld Koningspinguïns op de Zuidpool. Dat doen al zoveel fotografen. De Nederlandse natuur lijkt op het eerste gezicht niet opwindend, maar dit land leent zich uitstekend voor het in beeld brengen van de relatie tussen mens en natuur.” En ook: “Je ziet vaak werk van natuurfotografen die er niet om lijken te geven of hun foto’s authentiek zijn en stroken met de waarheid. Onder hun foto staat bijvoorbeeld ‘Herten op de Veluwe’, en dan zie ik dat ze daar helemaal niet zijn gemaakt, maar in Denemarken omdat zulke dikke eiken in de achtergrond hier helemaal niet voorkomen. Het interesseert hen niet wat ze fotograferen, als het maar verkoopt. En daar wil ik niet bij horen.”
Laten we stoppen met de competitie in de natuurfotografie. Maar mooie fototentoonstellingen maken, interessante bijeenkomsten met lezingen van mensen die verstand van zaken hebben. Van fotografie, maar ook van de natuur. Niks wedstrijd, maar genieten.
Is dat een pleidooi waar iemand iets voor voelt? Ik maak er een poll van. Geef uw mening!