Vooral bij beginnende fotografen kan er niet genoeg op de foto staan. De complete kathedraal, met als het even kan het marktplein én je vriend of vriendin erbij.
Geen wonder dat zelfs op simpele compactcamera’s groothoekstanden in de trant van 24 mm tegenwoordig schering en inslag zijn.
Overzichtsplaatjes zijn vaak zoekplaatjes. In veel gevallen zegt een zorgvuldig gekozen detail meer dan het totaalbeeld. De beroemde fotojournalist Robert Capa zei het heel mooi: “Als je foto’s niet goed genoeg zijn, ben je niet dichtbij genoeg.” Je kunt ook overdrijven natuurlijk – Capa kwam zelf om het leven toen hij zodoende uit z’n jeep en op een landmijn stapte. Maar een paar bloemen zijn vaak mooier om te zien dan een heel veld vol, om maar een voorbeeld te noemen.
Juist met een compactcamera kun je heel dichtbij komen in de macrostand. De achtergrond wordt dan mooi vaag, terwijl dankzij de relatief grote scherptediepte toch het hele onderwerp scherp kan worden weergegeven. Met een systeemcamera of spiegelreflex is dat laatste wat lastiger. Bepaal dus zelf waarop je scherpstelt, en gebruik het diafragma om de scherptediepte te regelen (hoge diafragmawaarde = klein diafragma = veel scherptediepte). Let daarbij ook op de weergave van de achtergrond: naarmate je het diafragma sluit, wordt die eveneens steeds scherper.
Lees ook:Tip van de week: meer is soms écht meer
Lees ook:Scherptediepte: helemaal niet moeilijk
Lees ook:Tip van de week: scherptediepte
Lees ook:Scherptediepe: belangrijk instrument
Lees ook:Tip van de week: zin en onzin van scherptediepte ‘regelen’