Tip van de week: verscherpen

Voor een scherpe foto moet je nauwkeurig scherpstellen op het onderwerp en de camera goed stilhouden tijdens de opname. Terwijl het onderwerp ook niet sneller mag bewegen dan de sluitertijd toelaat.

Voor foto’s die nét niet helemaal scherp zijn – bijvoorbeeld doordat onderwerp of fotograaf een ietsje heeft bewogen, of doordat een stukje van het onderwerp net buiten de scherptediepte (wat van voor tot achter scherp op de foto komt) valt -, zijn er tegenwoordig digitale redmiddeltjes. Die hebben vaak exotische namen zoals Onscherp masker, en je vindt ze zowel in je camera als in beeldbewerkingssoftware. Wat ze bijna allemaal gemeen hebben, is dat ze eigenlijk helemaal niet de scherpte verhogen, maar het contrast – op pixelniveau. Daardoor lijkt een lijn van lichtgrijze pixels witter en eentje van donkergrijze pixels zwarter. Zodat ze naast elkaar scherper tegen elkaar afsteken, en dat verhoogt de scherpte-indruk.

Je kunt een beetje onscherpte op die manier camoufleren, maar je krijgt een bewogen of verkeerd scherpgestelde foto zo echt niet meer scherp. Noch achteraf, noch vooraf via het cameramenu. Sterker nog: een overdosis verscherping is erger dan de kwaal. Het beeld gaat als het ware verbrokkelen, en de ruis neemt zienderogen toe. Zet de verscherping in je camera dus niet te hoog, en wees terughoudend met softwarematige verscherping achteraf. Dat doe je hoogstens met mate aan het eind van het traject, bijvoorbeeld nadat je een foto hebt verkleind voor webgebruik.

Lees ook:Tip van de Week: scherpere foto’s
Lees ook:Fotografische vragen en antwoorden – 6
Lees ook:Tip van de week: megapixels en megabytes
Lees ook:Tip van de week: scherptediepte
Lees ook:Tip van de week: heiig weer

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Naam

Website

Het kan vijf minuten duren voordat nieuwe reacties zichtbaar zijn.