Zoomen of stappen?

Dichterbij is het devies. Dat kan haast altijd!

Dichterbij is het devies. Dat kan haast altijd!

Ooit liep ik in het Oostenrijkse, heerlijk witte winterlandschap met een aantal deelnemers aan mijn fotoworkshop langs een hotel, waarvoor een arrenslee met een prachtig paard stond. Ik maakte mijn medewandelaars opmerkzaam op dit tafereeltje, vooral toen uit de hoteldeur de koetsier kwam: een man met een doorleefd portret en een prachtige snor met krullen. Kortom: een ideaal tafereeltje voor een aardige foto.

Zodra de foto-enthousiasten het smakelijke fotomotief zagen draaiden zij zich om, zetten hun zoomobjectief in de uiterste telestand en begonnen foto’s te maken. Nee, riep ik: dat moet anders, dat kan beter! Dichterbij: dat is het advies.

Naar voren

In de tijd dat mijn vader me leerde fotograferen – of daar op zijn minst pogingen toe deed – was een zoomobjectief kwalitatief duidelijk minder dan een vaste lens. (Ja, ik weet het: dat heet een objectief, want een lens is een onderdeel van een objectief. Maar lens is lekker kort en ingeburgerd: iedere fotoliefhebber weet waarover ik het heb.) Dat verschil is nu kleiner, en in sommige gevallen misschien wel helemaal op de foto’s niet meer te zien. Desondanks ga ik hier een pleidooi houden voor de vaste lens. Een lens met een vast brandpunt, zonder dus de mogelijkheid om in of uit te zoomen.

Even vanaf het begin. Onze ogen kijken met brandpunt van ongeveer 50 mm. Met andere woorden: kijk je door een spiegelreflex camera waarop een objectief van 50 mm zit, dan wijkt die beeldhoek nauwelijks af van wat je met het blote oog waarneemt. (Houd wel rekening met de cropfactor: een echt 50 mm is dan uiteraard ongeveer 75 mm bij een cropfactor van 1.5 of 1.6.) Dat is precies de reden waarom dat 50 mm objectief al in het analoge tijdperk enigszins uit de gratie raakte: veel foto’s hiermee gemaakt zijn al snel ‘te gewoon’, want gelijk aan wat we zien. En een foto wordt interessanter als deze iets anders laat zien dan wat we met het blote oog ook al kunnen waarnemen.

Een groothoeklens heeft een grotere beeldhoek en gebruiken we graag voor opmerkelijke landschappen, architectuur en binnenshuis. De telelens zetten we in om zaken dichterbij te halen, zoals in de natuurfotografie.

Gemak

Het gemakkelijkst zou zijn: één objectief waarmee we alles kunnen fotograferen. Vanaf 12 mm tot 500 mm. En dan toch nog draagbaar, lichtsterk en onberispelijk van kwaliteit. Maar helaas: dat lukt niet. Het andere uiterste is: alleen objectieven met een vast brandpunt gebruiken. Maar het beste is wellicht een combinatie van beide.

Mijn standaardpakket aan objectieven op reis bestaat in de eerste plaats uit een lichtsterke 24 mm (op mijn camera’s 38 mm) lens. De lichtsterkte bedraagt maar liefst f/1.4. Met dit objectief maakt ik 80% van al mijn reportage foto’s. Als ik dichterbij wil doe ik één of meer stappen naar voren, verder weg is achteruit. Zo simpel is het.

De tweede lens die regelmatig op de camera wordt geklikt is een 70 – 200 mm zoomlens. Ik beschouw een zoomfactor van 3 (70 x 3 = 210) als het maximum. Zoomlenzen die verder en zelfs veel verder gaan, gaan onherroepelijk ‘fouten’ en afwijkingen vertonen. De lichtsterkte van de 70 – 200 mm lens bedraagt f/4: dat houdt de lens licht in gewicht. Dankzij de stabilisator zijn er toch voldoende mogelijkheden om bij matig licht toch scherpe foto’s te maken. Voor ‘nood’ heb ik altijd een converter bij me, die het brandpunt van de 70 – 200mm met een factor 1.4 verlengt.

De derde lens is een niet zo lichtsterke 12 – 24 mm, die vrijwel uitsluitend voor landschap en architectuur wordt ingezet, vaak met polarisatiefilter. Soms neem ik ook nog een ‘geheim wapen’ mee: het lichtsterke, f/1.4  50 mm objectief, functionerend als 80 mm lens en daarmee bijzonder geschikt als portretlens of lichte tele bij ‘available light’. De f/1.8 versie hiervan is bijna net zo goed en voor nog geen 90 euro overal te koop: zou iedereen moeten doen!

Ik zie nog maar heel weinig foto-enthousiasten met een vast objectief werken. Vrijwel iedereen werkt met een zoombjectief, in veel gevallen het niet al te goede kitlensje dat de fabrikant tegen een minimumprijsje aan een setje toevoegt.

Beperking?

Is een vaste lens een beperking, in vergelijking met een zoomlens? Ja, natuurlijk: je kunt niet blijven staan en met een simpele draai van 18 naar 55 mm, of van 50 naar 500 mm zoomen. Maar in de praktijk is het nauwelijks een beperking. Sterker nog, het is een ‘beperking’ die leidt tot meer creativiteit, scherpere foto’s, een mooiere onscherpte (scherptediepte!) bij grote lensopening en goede foto’s bij heel weinig licht.

Kortom: zet de stap en schaf een goed, lichtsterk vast objectief aan. Je zult er geen spijt van krijgen! Wellicht is die aantrekkelijk geprijsde 50 mm een mooi begin?

Lees ook:Tip 39|500: De ‘vaste’ lens
Lees ook:Vermijd de uiterste f/ standen
Lees ook:Tip van de week: vaste brandpunt of zoom?
Lees ook:Tips voor betere fotografie | 20/25
Lees ook:Tip 8|500: Zoomen of ‘vast’?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Naam

Website

Het kan vijf minuten duren voordat nieuwe reacties zichtbaar zijn.