Hoe je scherpere foto’s krijgt, kwam al eerder aan bod in deze rubriek. Maximale scherpte is echter lang niet altijd een must. Bij een drukke achtergrond bijvoorbeeld is het mooier wanneer deze onscherp wordt weergegeven. Zo steekt het scherpe hoofdonderwerp er duidelijker tegen af. En een snelbewegend onderwerp dat met een extreem korte sluitertijd is ‘bevroren’, lijkt op een foto stil te staan (of te hangen in de lucht). Met een beetje bewegings-onscherpte hier en daar accentueer je de snelheid.
De scherptediepte (wat van voor tot achter scherp in beeld komt) regel je met het diafragma. Hoe lager de diafragmawaarde (dus hoe groter de diafragma-opening), hoe minder scherptediepte. Zo kun je een onderwerp als het ware isoleren van zijn omgeving, die vaag maar meestal nog wel herkenbaar wordt weergegeven. Ook op dit vlak bewijzen lichtsterke lenzen – die een grote maximale opening hebben – hun nut. →